Toetsing vindt plaats in de pep-weken en soms door middel van een van tevoren opgegeven korte overhoring tijdens de les. Elk jaar is er ook een Centraal Schriftelijk examen (CSE). De zesdeklassers ronden daarmee hun schoolloopbaan af. Vijfdeklassers kunnen, als zij goede resultaten voor een bepaald vak behalen, soms al in klas 5 voor dat vak het CSE maken.
De cijfers worden ingevoerd in Magister, waarbij indien mogelijk de resultaten voor die tijd besproken worden met de leerlingen. In Magister wordt ook de werkhouding van de leerling weergegeven (zie onderstaand de bijbehorende rubric). In klas 1 tot en met 5 wordt het rapportcijfer op 1 decimaal nauwkeurig gegeven. Bij het overgangsrapport wordt een op een geheel getal afgerond eindcijfer berekend, het overgangscijfer. In de bovenbouw werken leerlingen met hun resultaten ook aan hun schoolexamen. Het schoolexamen wordt verwerkt in het examendossier in Magister en is onderdeel van het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA). Het schoolexamen wordt aan het einde van het zesde leerjaar samengevoegd met het resultaat van het CSE: dat gemiddelde vormt het eindcijfer. Leerlingen beginnen in het vierde leerjaar met het opbouwen van het schoolexamencijfer voor de vakken maatschappijleer en CKV, vanaf het vijfde leerjaar volgen de overige vakken. Meer informatie hier over is te vinden in het examenreglement.
Aan het eind van de schooljaren 1 tot en met 5 ontvangen de leerlingen een papieren eindrapport, waarop staat aangegeven of zij bevorderd zijn naar het volgende leerjaar. De bevorderingsnormen per leerling zijn hier te vinden.
De volgende documenten zijn van belang:
Bovenbouw: PTA voor klassen 5 & 6, het examenreglement, toets-overzichten voor klassen 1 t/m 4, de tentamen- en examenperioden. De bevorderingsnormen klas 1 t/m 5 en de bevorderingsnormen VIA klas 1 t/m 5. Deze vindt u bij documenten